Gezondheid
Van de Maremma wordt gezegd, dat het een gezond ras is. Of dit daadwerkelijk zo is, is moeilijk te bepalen. De meeste Maremmano’s leven in Italië en daar komt weinig informatie vandaan. De beste bron tot nu toe, nog steeds! is de database van de Finse kennelclub.
Er zijn twee aandoeningen die binnen het ras met enige regelmaat voorkomen en waarop controle mogelijk c.q. gewenst is.
HD is de afkorting voor HeupDysplasie. Heupdysplasie betekent een afwijkende ontwikkeling van de heup; de kop van het dijbeen past niet goed in de kom van het heupgewricht. Heupdysplasie wordt verondersteld een erfelijk probleem te zijn, waarbij meerdere genen een rol spelen. De mate van invloed van deze genen verschilt van 15 – 40%. Dit is echter wel de reden dat dieren waarmee gefokt wordt op heupdysplasie gecontroleerd worden. HD wordt niet uitsluitend door genetische factoren bepaald. Ook groeisnelheid, lichaamsgewicht1 de mate van beweging2 en andere omgevingsfactoren spelen een grote rol bij het uitdrukking komen van HD.
HD komt niet alleen voor bij (grote) honden, maar ook bij kleine rassen en kruisingen, zelfs bij katten en ook bij de mens is HD vastgesteld.
Het vaststellen van HD gebeurt op dit moment door middel van het maken van een röntgenfoto door een dierenarts. De foto wordt opgestuurd naar de afdeling GGW van de Raad van Beheer. Zij beoordelen de foto: A is absoluut HD vrij, E betekent een ernstige vorm van HD.
ED staat voor elleboogdysplasie. Elleboogdysplasie is eigenlijk een verzamelnaam voor 4 verschillende aandoeningen van het ellebooggewricht van de hond: OCD, LPA, LPC en INC. Al deze aandoeningen zijn vaak voorkomende ontwikkelingsstoornissen van het bot. Net als bij heupdysplasie wordt ook bij elleboogdysplasie een genetische aanleg verondersteld.
* Bij OCD (OsteoChondrosis Dissecans) is het kraakbeen van het ellebooggewricht erg kwetsbaar, waardoor gemakkelijk stukjes afbreken. Aan de onderzijde van het opperarmbeen (dus in het ellebooggewricht) kan een stukje gewrichtskraakbeen loslaten. Onder de kraakbeenflap ontstaat een ontsteking van het onderliggend bot.
* Bij LPA (Losse Processus Anconeus) is een stukje bot van het ellebooggewricht niet goed vergroeid met het onderliggende bot. In het ellebooggewricht, boven aan de ellepijp zit een botuitsteeksel dat normaliter aan de ellepijp vast zit en totaal vergroeid is op de leeftijd van 5½ maand. Tot die tijd kan het uitsteeksel afbreken.
* LPC (Losse Processus Coronoïdeus) is een soortgelijke aandoening als LPA. Aan de binnenzijde van de elleboog laat een stukje bot los van de ellepijp. Aanleiding hiervan kan zijn zich verspringen of uitglijden. Er is geen abnormale beweging nodig om dit stukje te laten afbreken bij jonge honden van kwetsbare rassen.
* INC (Incongruentie van de gewrichtsvlakken). Spaakbeen en ellepijp zitten dicht bij elkaar in het ellebooggewricht en vormen de gewrichtsholte voor het opperarmbeen. Een niveauverschil tussen de gewrichtsvlakken van spaakbeen en ellepijp leidt tot een onevenredige belasting van het langste bot. Dit kan leiden tot beschadiging van gewrichtskraakbeen van dit “te” lange bot. Ook kunnen er door de INC secundair afwijkingen gaan optreden: LPA bij een (relatief) lang spaakbeen, een LPC bij een (relatief) te lange ellepijp
De meeste honden vertonen de eerste tekenen (mank lopen, pijnlijke en gezwollen elleboog) tussen de leeftijd van 5-9 maanden. De diagnose wordt gesteld door röntgenfoto’s te maken.
Preventie bestaat erin aangetaste dieren uit te sluiten van de fokkerij. Men heeft vastgesteld dat pups van grote, snelgroeiende rassen minder kans hebben op het ontwikkelen van elleboogdysplasie indien ze matig gevoerd worden. De groei zal dan minder snel zijn en dit heeft blijkbaar een positieve invloed heeft op de ontwikkeling van de botten en het uitblijven van dysplasie. Het is ook erg belangrijk de hond niet te overbelasten tijdens de groei. Overbelasting leidt gemakkelijker tot gewrichtsbeschadiging. Matige beweging, liefst aan de riem, is het beste. Een veel gemaakte fout is het toedienen van voedingssupplementen, zoals calcium, aan jonge dieren. Dit heeft eerder een tegenovergesteld effect en verergert de kwaal. De beoordeling van ED gaat in 5 verschillende gradaties: Vrij of nul, BL/borderline, graad 1, 2 en 3, waarbij graad 3 uiteraard de ernstigste vorm inhoudt.