Het ABC van een roedelleider
Een Maremma is een zelfstandige hond, die erg eigenwijs kan zijn. Als u de aanschaf van een Maremma overweegt, is het verstandig, dat u zich realiseert dat in principe alle honden maar zeker een Maremma opgevoed moeten worden. Als u dat niet goed doet, of met te weinig gezag, kunt u problemen verwachten en zal de hond het van u overnemen. U moet het overwicht hebben: u bent de leider!
A
Maar eerst even iets algemeens over honden. Zoals u weet stamt de hond af van de wolf. De wolf leeft in een roedel. Voor de hond is het mensengezin een vervanging van de roedel. Omdat wolven en ook honden grote, sterke (roof)dieren zijn, heerst er binnen de roedel een rangorde, zodat er niet constant gevechten zijn, die ernstige gevolgen zouden kunnen hebben. Aan het hoofd van de roedel staat de roedelleider of Alfa-hond en iedere hond heeft binnen de roedel zijn eigen plaats en dient de ranghogere te gehoorzamen. Dus een ranglagere moet zich aan een ranghogere onderwerpen en zich naar diens wensen schikken. Aangezien er nooit twee dieren dezelfde rang hebben, kunnen veel gevechten voorkomen worden. Als er toch gevochten wordt zal de roedelleider ingrijpen en de vechtende ieder op een plaats stellen. Dit houdt de gevechten binnen de perken. De hevigste gevechten zullen dan ook plaatsvinden om de hoogste positie, want nu is er geen roedelleider meer die kan ingrijpen.
Pups worden pas in de roedelrangorde opgenomen als ze definitief het nest verlaten hebben (+/- 3 maanden oud zijn). Onderling kennen zij al wel een tepelrangorde, gedurende de eerste 3 weken en daarna een nestrangorde. Rond de twaalfde week zal de pup steeds duidelijker gaan uitproberen wie de baas in huis is.
U begrijpt misschien al wel dat het de kunst is om door uw hond als Alfa c.q. roedelleider gezien/geaccepteerd te worden. Want als de hond de roedelleider is binnen het gezin, zal hij zich genoodzaakt zien om alle andere roedelleden te corrigeren, als zij zich in zijn ogen onjuist gedragen. Sommige mensen moedigen hun hond onbewust aan het roedelleiderschap over te nemen. Ze behandelen de hond als hun gelijke, niet als ondergeschikt en geven de hond allerlei privileges, zoals op de bank liggen of in bed slapen. Ze treden niet op als hun hond commando’s negeert, iets wat in een hondenroedel alleen van de Alfa-hond geaccepteerd wordt. Honden verwachten van ons dat wij ons als ‘hond’ gedragen. Dat wil zeggen dat hij niet alleen vriendelijkheid en een goede zorg verwacht, maar ook leiderschap. Dat leiderschap heeft in principe niets met kracht of grootte te maken; de kleinste hond kan de grootste Alfa zijn, maar bij een grotere hond die ook sterk is, kunt u eerder en grotere problemen verwachten.
B
Hoe wordt u de roedelleider, zonder als bullebak over te komen of uw hond in de rondte te commanderen:
* U bent verantwoordelijk voor het het moment waarop en wat uw hond te eten krijgt. U bepaalt wat en wanneer er gegeten wordt. Veel honden kennen een zogenaamde voernijd: de hond verdedigt zijn voerbak op het moment dat er iemand in de buurt komt. Dit kan dermate ernstige vormen aannemen, dat u bij wijze van spreken niet meer in de keuken kunt komen, als de hond eet. Of dat hij gaat grommen op het moment dat er iemand (uw kind?) langsloopt of in de buurt komt. Als u lachend reageert op dat kleine bolletje wol dat daar zo driftig z’n botje of z’n bak probeert te verdedigen en grommend probeert duidelijk te maken wat hij wil, is de kans op problemen in de toekomst groot. Dat moment moet u voor zijn.
Hoe gaat u te werk: u geeft uw hond z’n bak met voer, of een kluif. En als hij bezig is, voegt u er nog wat lekkers aan toe en laat de hond dat met de rest van z’n voer opeten. U herhaalt dat regelmatig, zodat de hond leert, dat het leuk is als u bij z’n bak komt, want hij krijgt nog wat extra lekkers. Als ze van jongs af gewend zijn, dat u wel eens wat toevoegt, zal de hond u niet als concurrent zien.
* De leider eet in principe als eerste. Dat wil zeggen als u uw leidersrol wilt bevestigen kunt u uw hond beter voeren nadat u zelf gegeten hebt. Zorg er wel voor, dat uw hond niet loopt te bedelen als u aan tafel zit en geef hem dus NOOIT wat te eten als u aan tafel zit. Dit werkt bedelen in de hand. Beter nog is het als u het zo kunt organiseren dat er voor de hond geen verband bestaat tussen zijn etenstijd en uw etenstijd.
* De roedelleider loopt voorop. Dus als u gaat wandelen en de hond loopt aan de riem (te trekken) dan loopt de hond voorop en op dat moment is hij dus eigenlijk de baas.
* Datzelfde geldt voor het naar binnen of naar buiten lopen. De hond dient te wachten totdat hij door de deur mag lopen of in de auto mag springen. De roedelleider mag als eerste door de deur naar binnen.
* De ranglagere gaat opzij voor de ranghogere. Dat betekent, dat als uw hond in de weg ligt of de doorgang verspert, hij opzij moet. Hij moet opstaan en u er langs laten. U dient niet over de hond heen te stappen en hem rustig te laten liggen.
* De ranglagere komt ook naar de ranghogere toe. Dat betekent, dat als u thuiskomt de hond naar u toe moet komen en niet dat hij op z’n plaats moet blijven liggen en wachten tot u naar hem toekomt om hem aandacht te geven.
* Als u aan het wandelen bent en de hond schrikt ergens van (lawaai, verkeer, harde knal) moet u de hond absoluut niet troosten of geruststellen. U doet in eerste instantie net of er niets aan de hand is en of u niets gemerkt hebt. U negeert zowel de hond als de knal en loopt gewoon door of gaat gewoon verder met datgene wat u aan het doen was. Als de hond dit ziet, zal hij meestal dat gedrag overnemen; als u als leider geen schrik of angst vertoont, zal er wel niets aan de hand zijn. Is de hond zo geschrokken dat hij in paniek raakt dan doet u er het best aan om hem onder appel te zetten en wat oefeningen te doen, zoals zit, volg enz. Als hij dit goed doet, beloont u de hond voor dit goede gedrag. U moet nooit de pup of hond ‘troosten’ (op de arm nemen van de pup, aaien, knuffelen e.d.) als hij is geschrokken, want op zo’n manier beloont u verkeerd gedrag en zal het de volgende keer alleen maar erger worden.
* U bepaalt wanneer er gespeeld wordt en wanneer uw hond aandacht krijgt.
Stel u zit in de stoel en kijkt tv of u zit een boek te lezen. De hond komt naar u toe en gaat verwachtingsvol naast u zitten. Hij duwt met z’n snuit tegen uw hand en legt nog eventueel een poot op uw schoot, piept eventueel nog wat meewarig, kortom de hond wil aandacht. En meestal is het zo, dat u op dat moment bezig bent, met tv-kijken of dat boek lezen en gedachteloos gaat uw hand naar de kop van uw hond en begint hem te aaien. Niet doen! U bepaalt wanneer de hond aandacht krijgt en geaaid wordt en niet andersom. Dus u trekt uw handen terug en stuurt de hond weg, naar z’n plaats. Ligt hij daar en is z’n aandacht weer wat afgeleid, dan roept u de hond bij u en geeft hem aandacht. Hetzelfde geldt voor spelen. U bepaalt wanneer en hoelang er gespeeld wordt. Maak ook duidelijk een eind aan het spel door bijvoorbeeld een bal weg te leggen. De hond moet dus niet halverwege weglopen omdat hij geen zin meer heeft. U bepaalt het einde van de oefening.
* Een andere manier van uw hond om duidelijk te maken wat hij wil is b.v. bij de deur te gaan staan ten teken dat hij uitgelaten wil worden of naar buiten wil. (Het is natuurlijk wel zo, dat als uw pup dit doet het zeer waarschijnlijk is, dat hij ook echt nodig z’n behoefte moet doen en in zo’n geval is het wellicht handig om inderdaad de deur open te doen of met uw hond te gaan wandelen) Is de hond echter volwassen, dan is dit een erg dwingende manier om u iets te laten doen, wat u waarschijnlijk net even niet van plan was. Niet op in gaan dus. Verwijs de hond naar z’n plaats of negeer z’n gedrag. Pas als de hond iets anders is gaan doen of braaf op z’n plaats is gaan liggen, kunt u de hond mee uit nemen.
* Komen op bevel:
Dit is een oefening/opdracht die voor een Maremma over het algemeen zeeeer moeilijk is. Van oudsher zijn Maremma gewend om op de schapen te passen ook als de herder daarbij niet aanwezig is. De hond moet dus bij de schapen blijven en niet achter z’n baas aan rennen. Meestal heeft een Maremma net nog even iets anders te doen als u hem roept of doet hij stoïcijns of hij u niet hoort.
Daarom: roep de hond op het goede moment! Als uw hond druk bezig is met spelen of achter iets aanrent, heeft het geen enkele zin om op dat moment uw hond te roepen; hij hoort u niet eens. Als u hem toch roept, heeft u alle kans dat uw hond niet luistert en dus niet gehoorzaamt zonder dat u iets kunt doen om hem te corrigeren. Als u voelt, dat u uw hond (nog) niet onder controle hebt en dat hij niet zal komen op uw commando, laat de hond dan niet onaangelijnd lopen, totdat hij (en u) zover getraind zijn, dat er gerede kans bestaat dat de hond ook inderdaad komt. Als u hem roept en de hond komt, moet u hem uitgebreid belonen voor z’n goede gedrag. Ook als het enige tijd geduurd heeft voordat uw hond komt. Nooit bestraffen of mopperen als hij te laat komt, want als u dat doet, komt hij de volgende keer helemaal niet meer. Loop niet achter de hond aan (hoe verleidelijk ook), want daarmee vertelt u hem dat hij de leiding heeft. Beter kunt u de tegenovergestelde richting uitlopen of u verstoppen, zodat de hond gedwongen wordt achter de baas aan te gaan of die te gaan ‘zoeken’.
Zorg ervoor dat bij de baas komen het leukste is, wat er is. Dus niet altijd aanlijnen als u de hond roept, want dat hebben ze snel door (als ik kom, word ik aangelijnd en is het spel/wandeling over), maar ook zomaar eens roepen en iets lekkers geven als beloning.
* Plassen als u thuiskomt.
Het kan zijn, zeker in het begin, dat uw hond een klein (onderdaningheids) plasje doet als hij een tijdje alleen is geweest en u komt thuis. Hiermee lijkt u misschien uw rol als roedelleider te hebben bevestigd, maar plassen in huis op deze manier is ongewenst. In zo’n geval negeert u de hond bij thuiskomst volledig. U komt binnen en begroet de hond niet, u doet net of u de hond niet ziet. U doet wat u moet doen (boodschappen wegzetten o.i.d.) en pas als de hond weer normaal bezig is, roept u de hond en begroet hem. Gaat hij weer plassen dan houdt u op met aandacht schenken aan de hond en negeert hem weer. Net zo lang en iedere keer weer totdat de hond niet meer plast als hij naar u toe komt.
C
De opvoeding van een pup begint vanaf het moment van de geboorte. De periode tot 16 weken is cruciaal voor de ontwikkeling en opvoeding van een pup. Alles waarmee een pup op positieve wijze in aanraking komt, zal hem voor de rest van zijn leven positief bijblijven. Maar ook, alles waarmee een pup negatieve ervaringen heeft zal hem voor altijd negatief bijblijven. Een goede socialisatie begint bij de fokker; de rest hangt van zijn baas af! Met alles, waarvan u vindt, dat uw pup mee in aanraking moet komen, moet u hem mee bekend maken. Dus meenemen met boodschappen doen, in de auto, mee naar de markt, mee op bezoek naar vrienden, met andere honden laten spelen, aan het verkeer laten wennen. Wacht niet tot de hond groter is, dus niet volgende maand of volgende week. Begin meteen met het opvoeden van een pup. Overdrijf echter niet; uw pup is in feite nog een baby en u moet uw pup ook zeker niet te veel prikkels in te korte tijd geven. Zorg ook dat alle ervaringen positieve ervaringen zijn! Als uw hond negatieve ervaringen opdoet bij bijvoorbeeld autorijden of omgang met kleine kinderen, zal hij het niet leuk blijven vinden, ook al herhaalt u het honderd keer.
Maremma’s staan bekend om hun eigenwijsheid en eigenzinnigheid. Dat wil niet zeggen dat ze niet kunnen gehoorzamen. Vraag eventueel bij u in de buurt naar een goede gehoorzaamheids- of nog beter socialisatiecursus. Meestal kan dit al vanaf 4-5 maanden. U leert dan spelenderwijs hoe u uw pup gehoorzaamheid kunt bijbrengen en het biedt tevens een mogelijkheid om ook met andere (jonge) honden in contact te komen. Hoewel in de periode tot 16 weken de pup het meest vatbaar is voor nieuwe indrukken, leert een hond natuurlijk steeds bij. Op een gegeven moment zult u merken dat uw hond u gaat uitproberen en b.v. opeens niet meer wil komen als u roept. Wees geduldig en consequent en probeer een leider voor uw hond te zijn. Een Maremma laat zich niet drillen zoals sommige andere hondenrassen; hij kent niet de ‘will to please’, zoals bij sommige andere hondenrassen. En u moet dan ook geen absolute gehoorzaamheid verwachten of verlangen.
Als uw pup/hond iets doet wat niet mag kunt u het hem verbieden door een boze, lage stem NEE of FOEI te zeggen. Honden hebben een uitstekend gehoor. U hoeft niet te schreeuwen om de hond duidelijk te maken dat iets niet mag. Aan de intonatie van uw stem kan de hond heel goed opmaken of het u ernst is of niet. Is de hond braaf, dan belonen met een hoge stem.
Men vangt nou eenmaal meer vliegen met stroop dan met azijn, dus als uw hond iets heel goed heeft gedaan, geef hem dan iets lekkers, een brokje, een stukje worst of kaas of een (honden)snoepje. Probeer het geven van iets lekkers na verloop van tijd te verminderen, u hoeft tenslotte niet te overdrijven en laat de beloning alleen nog uit een aai, een spelletje of aandacht bestaan.
Als uw hond iets heel erg verkeerd doet (grommen, snauwen of erger) en hij niet naar u luistert dan kunt u met een luide, harde stem hem corrigeren of een hand over z’n snuit leggen. Zoals gezegd voor de intonatie van uw stem (boos) is een Maremma erg gevoelig. Onterechte bestraffingen zal een Maremma u niet in dank afnemen.
Gaat uw Maremma zich na verloop van tijd ‘misdragen’, dan kunt u de hond weer ‘onder controle krijgen’ door hem voor alles te laten ‘werken’. En dat werken bestaat uit ‘zit’. Bij alles wat u doet, laat u de hond eerst zitten: eten geven, aanlijnen, de deur door, de auto in. Eerst zit.